Enige maanden terug kwam Regina Barones Sluszny op een evenement in het Brussels Parlement getuigen over over hoe ze als Joods verborgen kind ten tijde van de Nazi-bezetting van België, net als de rest van haar familie, kon ontsnappen aan de meest beestachtige moordpartij die onze planeet ooit heeft meegemaakt, de Holocaust. Tijdens de vragenronde vroeg ik aan de Barones of ze ooit iemand had ontmoet na de oorlog die met de nazi’s had meegewerkt, maar achteraf schuldinzicht had getoond. Nee, zei ze, maar wel nakomelingen, zoals Bart De Wever, waar ze uitvoerig over vertelde. Toen overkwam me iets dat ik niet gepland had, waar ik al jarenlang over twijfelde, maar waarvoor Barones Sluzny met haar betoog me eindelijk de moed had gegeven. Ik vroeg opnieuw het woord, en zei dat ik er nog nooit publiekelijk over gesproken had, maar dat ik dan op mijn beurt mij wenste te verontschuldigen voor mijn eigen grootvader. Aan haar, aan de Joodse gemeenschap, en voor de ogen van mijn collega’s.
Barones Sluszny antwoordde me dat ik er persoonlijk geen schuld aan droeg, maar toch blijft er iets hangen. Ik herken grote stukken van de man in mezelf. Hij leeft verder in mij als zijn nakomeling, wat mij altijd met een zeker stil verantwoordelijkheidsgevoel heeft opgezadeld. Al jarenlang stel ik mezelf de vraag hoe iemand er toe kan komen te kiezen voor het absolute kwaad, zoals de collaboratie met de nazi’s, te geloven dat dit het goede is, en vooral, wat we moeten doen om te voorkomen dat het opnieuw gebeurt.
Het is daarom dat ik met lede ogen en stijgende frustratie naar onze huidige gepolariseerde tijden kijk. Een groeiende groep mensen in onze samenleving levert zich naar aanleiding van de recente gebeurtenissen in het Midden Oosten opnieuw over aan het meest botte groepsdenken en het soort blinde haat waarvan verstandige mensen toch zouden moeten weten dat het enkel tot geweld kan leiden?
Het Festival van Gent dat het ganse Münchner Philharmoniker orkest verbiedt om te spelen, tenzij haar Joods-Israëlische dirigent een knieval doet, zichzelf verloochent en om vergiffenis vraagt, louter omwille van zijn afkomst, is daarbij het zoveelste veeg teken aan de wand. Het feit dat dergelijke walgelijke beslissingen op de koop toe genomen worden omringd door een walm van zelfgenoegzaamheid en morele verhevenheid is des te schokkender, maar helaas ook het antwoord op de vraag, waarom en hoe doen mensen dit?
Wanneer men alle gevoel voor nuance verliest, schuld collectiviseert, en de samenleving en de wereld in netjes gescheiden dader- en slachtoffergroepen opdeelt, wordt de verleiding voor mensen erg groot om een ‘kamp’ te kiezen, de loopgraaf steeds dieper te graven, en in termen van zuiverheid te gaan denken. Men begint te redeneren volgens een logica van: het zijn “zij”, of het zijn “wij”! “Wij” kunnen pas vrede hebben als “zij” het zwijgen opgelegd worden. “Wij” hebben het gelijk aan onze kant! Van compromis, medeleven, begrip, uitwisseling, komt enkel dood en verderf!
Het is dit soort vergif dat radicale Vlaams-nationalisten ooit in de collaboratie dreef en vandaag Europees extreemrechts nog steeds sterk maakt. Maar vergis u niet, het is evenzeer het denkkader waarvan de extreme elementen in de Israëlische regering zich bedienen om een orgie van blind geweld te rechtvaardigen, net zoals Hamas dat doet, wat maakt dat de kans op een onderhandelde vrede in het Midden-Oosten soms verder weg lijkt dan ooit. Het moet ons net daarom des te meer verontrusten dat dit lelijke beest zijn kop in Europa ook weer opsteekt in de vorm van steeds minder verholen jodenhaat en antisemitisme, dat zich op de koop toe steeds beter in sluiers van moraliteit weet te verhullen.
Mijn verantwoordelijkheid als Brussels politicus ligt vooral hier. Vrede in het Midden-Oosten, of het stoppen van de moorddadige oorlog in Gaza kan ik vanuit mijn positie niet bewerkstelligen, hoe zeer ik dat ook zou willen. Maar met mijn positie, voorgeschiedenis en de plicht die daar uit voortvloeit zeg ik bij deze wél duidelijk: nie wieder. Nooit opnieuw. Het is tijd dat we wakker worden en er alles aan doen om de hysterie, het monster van blinde haat, duidelijk halt toe te roepen. Anders riskeren we niet alleen een spiraal van haat en geweld, maar riskeren we de ziel zelf van onze democratie opnieuw te verliezen.