1 april 2020 – Precies 75 jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog en de bevrijding van de concentratiekampen vertellen twaalf getuigen in Kinderen van de Holocaust over het leed dat henzelf en hun familie is aangedaan tijdens de Holocaust en over de impact op de rest van hun leven. Vanaf dinsdag 28 april op Canvas.

Het resultaat is een beklijvende reeks waarin duidelijk wordt hoe de gruwel van de Holocaust ook bij de volgende generatie diepe wonden heeft geslagen. Net als Kinderen van de collaboratie (2017) en Kinderen van het verzet (2019) toont ook deze derde reeks hoe onze maatschappij ook vandaag nog altijd is doorvlochten van het oorlogsverleden.

Vanaf dinsdag 28 april om 21.20 u. op Canvas en meteen ook integraal op canvas.be.
Eerste aflevering met o.a. onze voorzitter Regina Suchowolski-Sluszny.

Aansluitend bij de reeks komt er ook opnieuw een boek. De muziek van de reeks is beschikbaar op Spotify.

Olivier Goris, netmanager Canvas: “Met ‘Kinderen van de Holocaust’ gaat Canvas verder op de ingeslagen weg. We brengen beklijvende geschiedenis in de huiskamer over een periode die onze ouders en grootouders heeft getekend en waarvan de maatschappelijke wonden nog steeds niet zijn geheeld. In ‘Kinderen van de Holocaust’ vertellen mensen op een serene manier over de stigmatisering, uitsluiting en uiteindelijk vervolging en uitroeiing van hun familieleden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Dat doen ze op zo’n manier dat voor iemand die het niet heeft meegemaakt, de gruwel haast onbevattelijk is. Tegelijk maakt deze reeks de kijker alert voor de mechanismen van een genocide en de lessen die we daaruit kunnen trekken voor vandaag.”

Herman Van Goethem, rector UAntwerpen en auteur van ‘1942’:
“De gevolgen van de Holocaust zullen nog lang doorwerken op onze maatschappij. Het belang van reeksen als ‘Kinderen van’ is groot: we moeten het verleden in herinnering blijven brengen om ervoor te zorgen dat we nieuwe vormen van uitsluiting en polarisering al in een vroeg stadium kunnen herkennen. Alles begint met taal. Wanneer grote groepen worden gestigmatiseerd, uitgesloten en getackeld in de maatschappij, dan moeten we dat herkennen en ingrijpen. ‘Kinderen van de Holocaust’ maakt op een serene maar zeer pijnlijke manier duidelijk wat er kan gebeuren wanneer je dat niet doet. Op den duur geraak je als maatschappij zo verstrengeld in een geweldspiraal, dat alle normen en waarden verdwijnen en zoiets gruwelijk als de Holocaust kan plaatsvinden.”

Veerle Vanden Daelen, algemeen directeur ad interim van Kazerne Dossin: “De reeks levert een belangrijke en waardevolle bijdrage in de herdenking van de slachtoffers. De verhalen die gebracht worden, raken mensen diep. Dat is wat ook Kazerne Dossin wil doen als museum. Net door verhalen naast wetenschappelijke kennis te leggen, kunnen we mensen aanzetten tot reflectie over de samenleving vandaag. De samenwerking met Canvas was voor Kazerne Dossin erg dankbaar. De uitgebreide interviews en getuigenissen uit de reeks zijn een verrijking voor de archieven en de komende generaties. Bovendien slagen we er hiermee in het museum een stukje tot in elke huiskamer te brengen.”

Christophe Busch, voormalig directeur Kazerne Dossin: “Collaboratie, Verzet, Holocaust en Kolonisatie. De vier reeksen ‘Kinderen van’ duiken steeds een ongekende diepte in en tonen ons de gelaagde complexiteit van elke episode, elk verhaal en elke mens. Dankzij een doorgedreven research, samenwerking met talloze experten en een schitterend team heeft Canvas niet alleen opnieuw geschiedenis geschreven, maar ook actief bijgedragen aan het beladen maatschappelijke verwerkingsproces. Onze moeilijke omgang met dit recente verleden is er een van zwijgen en elk terugtrekken op zijn eigen gelijk. Zwart tegenover wit. ‘Kinderen van’ toonde de vele tinten grijs, liet geen blinde vlekken of taboes onbesproken en drukte op het erkennen van historische verantwoordelijkheden. De geschiedenis werd nog nooit zo actueel beleefd. Dit zou verplichte leerstof moeten zijn voor elke student of zelfs de Vlaamse canon.’

Elke Jood is een kind van de Holocaust

Anders dan bij voorgaande reeksen Kinderen van, hebben de makers er nu bewust voor gekozen om iets oudere getuigen te interviewen. De gruwel van de Holocaust is zo groot dat het essentieel is te kunnen luisteren naar mensen die het zelf hebben meegemaakt.  Nu de laatste kroongetuigen van de Holocaust aan het verdwijnen zijn, heeft Canvas ervoor gekozen hen voorrang te geven.

Twee van de getuigen hebben zelf als jongvolwassenen de verschrikking van Auschwitz overleefd. Hun verhalen zijn beklijvend en gaan door merg een been. Daarnaast komen er ook een aantal getuigen van de tweede generatie aan het woord, mensen die pas na de oorlog zijn geboren, maar de pijn van het verlies overgeërfd kregen van hun ouders. De oudste getuige is vandaag 102, de jongste is 61. Ze zijn allemaal kinderen van de Holocaust.

Twaalf Joodse getuigen

In de reeks komen twaalf Joodse getuigen aan het woord. De twaalf vormen geen homogene groep, ze variëren in leeftijd, staan anders in het leven en heb een elk een eigen parcours gereden. Maar wat ze gemeen hebben, is het gewicht van het oorlogsverleden dat op hun schouders rust. Allemaal hebben ze in de loop van hun leven de Holocaust een plaats moeten geven. Sommigen zijn zelf vervolgd en gearresteerd tijdens de Tweede Wereldoorlog, anderen waren toen kind en zijn moeten onderduiken. Nog anderen zijn pas na de oorlog geboren, maar groeiden op met de zware erfenis ervan. Bijna allemaal hebben ze directe familieleden verloren in de Holocaust, of Shoah, zoals sommigen onder hen prefereren.

De oudste getuige was al zestien jaar toen Hitler in Duitsland aan de macht kwam. Ze zag hoe het antisemitisme van nazi-Duitsland een weg zocht naar de rest van Europa en hoe de Joodse bevolking stapje per stapje meer werd uitgesloten van het dagelijkse leven. Toen de oorlog in België uitbrak, was ze al 23. Net als zij vertellen ook de andere getuigen hoe de Joodse bevolking stelselmatig in het nauw werd gedreven, tot er niet meer te ontkomen viel aan de Duitse vervolgingsmachine. Wie het gevaar tijdig zag aankomen en er de financiële middelen voor had, kon vluchten, maar voor de meeste mensen was dat niet mogelijk. De getuigen vertellen over de discussies aan tafel: vluchten of niet? Onderduiken of niet? Ons kind onderbrengen bij wildvreemden, zonder dat we weten hoe het wordt behandeld? Of toch maar liever niet? Het doet de kijker nadenken over wat hij in een gelijkaardige situatie zou doen. Het zijn hartverscheurende dilemma’s, die tot reflectie dwingen.

Sommige getuigen en verschillende van hun familieleden maakten de razzia’s in 1942 mee. Ze vertellen hoe er ’s nachts op de deur werd gebonkt, hoe Duitsers en Vlamingen binnenvielen, hoe zijzelf of familieleden net wel of net niet werden opgepakt en afgevoerd naar de Dossinkazerne. Daar, in de wachtkamer van de dood, werd alles klaargemaakt voor de deportatie naar Auschwitz-Birkenau. Wie geluk had, werd geselecteerd om als slaaf in dienst van grote Duitse bedrijven te werken. Wie ziek was of te oud, ging onmiddellijk naar de gaskamer.

Ook de kinderen van de slachtoffers krijgen een forum

75 jaar na datum blijven deze verhalen aan de ribben kleven. Het zijn die verhalen waarvan iedereen overtuigd is dat ze nooit mogen worden vergeten.

Maar ook de kinderen van de slachtoffers krijgen een forum in de reeks. De tweede generatie, die het leed van hun ouders altijd heeft gevoeld, maar er slechts zelden over heeft kunnen praten. Ze groeiden op met het gemis van familieleden en het voelbare trauma van hun ouders, maar kregen zelf nooit de kans om het volledig te verwerken. In veel gezinnen verkoos men de stilte boven de waarheid, die vaak té pijnlijk was om onder woorden te brengen. Deze tweede generatie is eveneens slachtoffer van de Holocaust, ook al zijn deze mensen vaak pas na de Tweede Wereldoorlog geboren.

De verschrikking van de Jodenvervolging is zo ingrijpend dat het een intergenerationeel trauma heeft veroorzaakt binnen de Joodse gemeenschap, een trauma dat nog decennia zal nodig hebben om te helen. De verhalen van de tweede-generatieslachtoffers zijn zelden of nooit verteld en daarom vaak ontluisterend. Heel hun leven voelden ze de onmogelijkheid om vragen te stellen, en nu de ouders zijn overleden, kerft de pijn van de onwetendheid diepe groeven in hun ziel.

De Holocaust ligt 75 jaar achter ons, maar hij is nog lang niet verdwenen. Deze verhalen maken dat op een pijnlijke, maar ook op een zeer eerlijke en openhartige manier duidelijk.

De getuigen

In Kinderen van de Holocaust komen twaalf getuigen aan bod. Anna Erlich Liebermann (1928), Eva Fastag (1917), Shaul Harel (1937), Michel Kichka (1954), Malka Koretzki (1952), Patricia Ramet (1959), Regina Suchowolski-Sluszny (1939), Betsy Sobol (1928), Paul Sobol (1926), David Teszler (1938), Norbert Vos (1941) en David Wagman (1931).

Anna Erlich Liebermann

Een ketting met een davidster durf ik niet aan te doen als ik alleen op straat ga. Ik voel het antisemitisme opnieuw opflakkeren. De wereld heeft niet geleerd van de Holocaust.”

De jonge Anna Erlich Liebermann (1928) groeide op in een Joods-orthodox gezin in Antwerpen waar haar moeder een winkel uitbaatte. Tijdens de oorlog werden haar ouders en haar zus gedeporteerd naar Auschwitz, zijzelf kon ontkomen en bracht de oorlog door in het weeshuis van Lasne. Dat ze haar zus niet heeft kunnen redden van deportatie, en dus van een gruwelijke dood in Auschwitz, zindert nog steeds na.

Eva Fastag

Ik werd door de SS verplicht te werken in Dossin en ik heb mijn ouders en broers mee op de trein gezet voor de deportatie. We dachten in het minst niet dat ze niet zouden terugkomen. Hoe kan een weldenkend mens zich nu inbeelden dat ze zouden worden vermoord? Ik denk er vaak aan… zes miljoen!”

Eva Fastag (1917) is de nestor van de groep. Ze was al een volwassen vrouw van 23 toen de oorlog uitbrak. Ze werd als een van de eersten opgepakt in Antwerpen, bij een actie in het centraal station. Omdat ze Duits sprak en dactylo kende, werd ze door de Duitsers als secretaresse ingezet in het pas opgerichte verzamelkamp voor Joden in de Mechelse Dossinkazerne. Daar ziet ze op een dag haar hele familie binnenkomen…

Shaul Harel

Wij zijn kinderen zonder schaduw. We hebben iedereen verloren in de Shoah, en een leven moeten opbouwen zonder familie, zonder bagage, zonder netwerk. Maar ik klaag niet, mijn ziekte heet positivisme. Je moet altijd licht zien aan het einde van de tunnel.”

Shaul Harel (1937) ontsnapte tijdens de razzia’s miraculeus aan deportatie en werd even later ondergebracht bij vreemden. Hij leefde de hele oorlog ondergedoken, verhuisde van onderduikadres naar onderduikadres. Shaul geraakte helemaal onthecht. Toen de oorlog voorbij was, werd duidelijk dat bijna zijn hele familie was omgekomen in de Holocaust. Hij werd als weeskind naar Israël gevoerd. Daar woont hij vandaag nog steeds met zijn vrouw, hij is er een gevierd neuropediater.

Malka Koretzki

Hier wonen is een ideaal. Ik geloof dat het land Israël ons is gegeven door god en dat alles door hem is ingegeven. We moeten ons land verdedigen. Israël mag nooit een oorlog verliezen.”

Malka Koretzki (1952) is geboren na de oorlog. Haar moeder overleefde de oorlog maar verloor wel haar eerste man. Malka zelf groeide op in Antwerpen maar verhuisde al heel vroeg naar Israël. Ze vertaalt antisemitische teksten voor de overheid en is overtuigd zionistisch. Ze woont in bezet Palestijns gebied en verdedigt haar overtuiging met passie. Malka vreest net als vele andere Joden een nieuwe Holocaust.

Michel Kichka

Mijn vader behoorde tot de 5%, de overlevenden. Toen hij terugkwam kreeg hij vijandige blikken van ouders die op hun kinderen wachten. Het schuldgevoel van de overlevende. Het is een gekend fenomeen onder Holocaust-overlevenden, en het is verschrikkelijk zwaar om dragen.”

De vader van Michel Kichka (1954) is een van de laatste nog levende Belgische Auschwitz-overlevenden. Michel heeft heel zijn jeugd geworsteld met het trauma van zijn vader. De gruwel die zijn vader heeft meegemaakt, was zo immens dat elke tegenslag die Michel ervoer, in het niets verdween. Hij tekende zijn frustratie van zich af in het boek Deuxième Génération. Michel Kichka is cartoonist en woont en werkt in Israël.

Patricia Ramet

Het is belangrijk om namen te noemen. Om die mensen te herinneren. Veel Joodse mensen die stierven in de Holocaust hebben geen graf. Die foto op de muur in Dossin, dat is als een grafsteen”

De vader van Patricia Ramet (1959) lag aan de basis van het Joods Museum voor Deportatie en Verzet in Mechelen. Daar werkte Patricia ook jarenlang. Ze coördineerde het project ‘Geef ze een gezicht’, dat leidde tot de enorme fotomuur in Kazerne Dossin, met portretten van alle weggevoerde Joden, Roma en Sinti uit België.

Regina Sluszny

Anna en Charel, die mij tijdens de oorlog hebben opgevangen, dat is de goedheid in persoon. Die hebben onze hele familie gered. En ik zal er alles aan doen om hen de erkenning te geven die ze verdienen.”

Het engagement van Regina Sluszny (1939) reikt heel ver. Ze spreekt meerdere keren per week in scholen over haar ervaringen als Holocaust-overlevende, heeft jaren geijverd voor de erkenning van het slachtofferschap van ondergedoken kinderen en is voorzitter van het Forum, de koepel van Joodse organisaties in België. Ze heeft een enorme bewondering voor de mensen die haar en haar familie tijdens de oorlog op gevaar van eigen leven hebben verborgen en beschouwt hen als een tweede paar ouders.

David Teszler

Bijna elke dag ga ik even huilen in een hoekje, en dan denk ik aan de oorlog.”

David Teszler (1938) werd als kind opgepakt en belandde in Dossin. Omdat zijn moeder de Britse nationaliteit had, werden zij samen vrijgelaten. Ze beslisten om onder te duiken in hun eigen huis. Bijna twee jaar lang hebben ze daar stil moeten leven, zonder dat iemand van hun aanwezigheid wist. Die traumatische ervaringen hebben een heel leven lang gewogen op David. Vandaag is hij met pensioen en probeert hij de oorlogsherinneringen van zich af te schilderen.

Betsy Sobol

Ik ben niet optimistisch voor de jeugd. Het ziet er niet goed uit. Het gebeurt opnieuw. Op andere manieren en op andere plaatsen, maar het gebeurt opnieuw.”

Samen met de rest van haar familie werd Betsy Sobol (1928) met het laatste Jodentransport uit België naar Auschwitz-Birkenau gevoerd. Daar aangekomen, werd ze onmiddellijk gescheiden van haar vader en twee broers. Enkel haar oudste broer zou het overleven, haar jongere broer en vader zag ze nooit terug. Verschillende maanden overleefde ze in Birkenau aan de zijde van haar moeder, tot de Duitsers het kamp ontruimden. In het tumult werden ze gescheiden. Haar moeder stierf in Bergen-Belsen, Betsy overleefde het. Maar ook na de oorlog heeft het leven haar niet gespaard…

Paul Sobol

Ik geloof in de goedheid van de mens. De mens heeft het nodig om goed te zijn.”

Net als zijn zus zat Paul Sobol (1926) op het laatste transport uit België. Hij overleefde door gewiekst overlevingsstrategieën te ontwikkelen in het kamp. Na de oorlog kwam hij terug en trouwde hij met zijn jeugdliefde. Hij bouwde een succesvolle carrière uit en sloot de poort van de gruwel achter zich. Tot hij in de jaren tachtig voor de eerste keer terugkeerde naar Auschwitz. Pas veertig jaar na de oorlog drong daar het besef van wat de nazi’s wilden doen tot hem door…

Norbert Vos

Soms droom ik dat ik de gaskamer sta. Dat ik ben waar mijn vader was op zijn laatste moment. En dan weet ik dat zijn laatste gedachten naar mij gingen.”

Norbert Vos (1941) verloor zijn vader in de Holocaust. Zijn moeder en hij doken onder, Norbert belandde in een warm gezin in Kortrijk. De dochter des huizes, Mona, is tot vandaag zijn beste vriendin. Na de oorlog hertrouwde zijn moeder met Emiel Vos, die zelf zijn vrouw en drie kinderen in Auschwitz had verloren. Norbert en Emiel ontwikkelden een enorm hechte band, en Emiel vertelde hem alles over het kamp, en over de dood van zijn vader…

David Wagman

Een paar jaar lang heb ik geleefd terwijl er op mij jacht werd gemaakt. Terwijl me voortdurend werd ingeprent dat ik een ‘untermensch’ was. Dat minderwaardigheidscomplex ben ik nooit kwijtgeraakt. Ik heb het mijn hele leven meegedragen.”

David Wagman (1931) was al zes toen hij ontdekte dat hij een Jood was, hij wist het niet. Tijdens de oorlog moest hij onderduiken bij een gezin dat hij niet kende. Daar leerde hij Vlaams en integreerde hij zich in het dorpsleven. Hij maakte er al bij al een zorgeloze tijd door, al ontsnapte hij twee keer ternauwernood aan de arrestatie. Zestig jaar lang heeft David niet over de oorlog gesproken, ook niet met zijn kinderen. Hij bouwde een carrière uit, maar het minderwaardigheidscomplex van in zijn jeugd, bleef knagen…

Bron: