Na een storm wordt gewoonlijk de schade opgemeten. Die evidente reflex had men vorig jaar niet in Aalst, toen de carnavalsgroep Vismooil’n antisemitische karikaturen opvoerde en er een wervelwind van verontwaardiging opstak omdat niemand begreep wat er grappig was aan een Joodse pop met haakneus op een geldkist omringd door ratten.
De Aalsterse carnavalisten hadden het over de context van hun feest, onbegrijpelijk voor wie niet in de stad geboren is. Zeker voor de buitenstedelijken van de Unesco. Dus stapte Aalst zelf op uit die VN-organisatie.
De burgemeester koos voor de vlucht vooruit, recht de tunnel van het eigen grote gelijk in. De volleerde populist Christoph D’Haese zette zich met de feestneus op achter zijn carnavalisten. Met hun steun weet hij zich nog jaren van zijn sjerp verzekerd, zeker nadat hij de hele oppositie in zijn stad uit elkaar gespeeld heeft. Hij negeerde de vriendelijke aanbevelingen van het gelijkekansencentrum Unia en bleef weg toen dat met de Vismooil’n de Dossinkazerne in Mechelen bezocht.
De prioriteiten van D’Haese zijn niet altijd gemakkelijk te duiden. Hij was niet te zien op de herdenking van de 75ste verjaardag van de bevrijding van Aalst in september. En toen een schooljongen in de buurt van een fabriek verpletterd werd door een vrachtwagen, had hij het over zijn zin voor ‘realiteit en tewerkstelling’.
Iedereen zag de storm in Aalst lang op voorhand komen. Vrolijke verkopers meldden dat ze nog nooit zoveel haakneuzen en Joodse pruikjes verkocht hadden. Ze lieten op de lokale televisie horen dat er dit jaar flink gelachen zou worden ‘met de Joden’.
De wereldpers kwam naar het carnaval en zag dat het goed fout zat. D’Haese organiseerde een persconferentie. Dat hij op een groteske manier vertaald werd, was van ondergeschikt belang. Het lijkt wel of de Aalstenaars er fier op zijn dat niemand buiten de stad hen begrijpt.
Burgemeester D’Haese is erin geslaagd de naam van zijn stad internationaal synoniem te maken met antisemitisme. Dat is een hele prestatie, want Aalst verdient dat niet.
Een dag later was het resultaat van deze desastreuze strategie te zien. D’Haese is erin geslaagd de naam van zijn stad internationaal synoniem te maken met antisemitisme. Dat is een hele prestatie, want natuurlijk verdient Aalst dat niet. Wie de stad, haar inwoners en haar carnaval kent, weet dat subversieve spot de enige drijfveer is van de grote meerderheid van de carnavalisten. Stand-upcomedian en Aalstenaar Bert Kruismans suggereerde dat de burgemeester veel onheil had kunnen voorkomen door bijvoorbeeld een Joodse carnavalsgroep uit te nodigen.
Maar dat was te veel creativiteit gevraagd van een burgemeester die zichzelf vastgereden had. Want door niet meteen adequaat te reageren op de karikaturen van de Vismooil’n heeft D’Haese een gevaarlijk opbod van antisemitisme op gang gebracht. Daarvan waren dit jaar in de Aalsterse straten een paar bedenkelijke uitingen te zien, die niemand nog uitgelegd krijgt aan wie meer dan 10 km buiten de stadsgrenzen woont.
De onmogelijkheid van enige zelfkritiek heeft ertoe geleid dat de Franse kwaliteitskrant Le Monde een artikel wijdde aan ‘de anti-Joodse karikaturen op Aalst carnaval’. En dat een Europarlementslid de Aalstenaars ‘gedegenereerden’ noemde die Joden als ‘ongedierte’ voorstelden. Joden waren immers als mieren afgebeeld.
Dat wie het Aalsters dialect niet machtig is de woordspeling niet zou begrijpen van ‘klaagmier’ op ‘klaagmuur’ is een pijnlijk voorbeeld van het onvermogen van de Aalsterse carnavalisten om zich af te vragen hoe hun humor door de buitenwereld bekeken wordt.
Het is hoog tijd de stormschade op te meten. Want de reputatie van de stad ligt aan diggelen. ‘Weir doeng voesj’ is de strijdkreet van de carnavalisten. Maar ze staan aan de rand van de afgrond. De burgemeester, die zijn stad zo graag ‘charmant’ noemt, is enkel nog voor zijn eigen aanhang geloofwaardig. Het meest dramatische is dat het hem alleen daarom te doen is. [De Tijd]