“Ik ontsnapte aan de gaskamer door te liegen tegen Mengele”

Dag op dag 75 jaar geleden bevrijdden Sovjetsoldaten het concentratiekampcomplex Auschwitz-Birkenau in Polen, het grootste uitroeiingskamp van nazi-Duitsland. Meer dan één miljoen gedeporteerden verloren daar in vijf oorlogsjaren het leven. De Antwerpse Jood Ignatz Scheiner is één van de overlevers. “Ik ontsnapte aan de gaskamer door te liegen tegen Josef Mengele.” – Annick Grobben

«Wie ik ben? Een gevangene vanAuschwitz. Mijn naam is Scheiner Ignatz. Nummer 7509.» Nooit zal een zelf -omschrijving aangrijpender zijn dan deze. Ignatz Scheiner zegt het onbewogen envooral, zonder ook maar één seconde te twijfelen over hoe hij zichzelf omschrijven zou. «Met wat ik van mijn zestien tot achttienjaar heb meegemaakt, is het onmogelijk om mij anders voor te stellen», zegt de oude man in het Joodse rusthuis aan de Antwerpse Marialei, waar hij sindsde recente dood van zijn vrouw Nelly verblijft. «Al is het zo lang geleden, ik kan mezelf niet anders omschrijven.»

Opgegroeid in Hongarije
Ignatz Scheiner, die na de oorlog een tijd in Israël woonde, zich daarna als diamanthandelaar settelde in Antwerpen en er drie kinderen kreeg, werd in 1926 geboren in het Hongaarse Sighet. Daar woonden toen om en bij de 27.000 Joden in een hechte gemeenschap bij elkaar. Tot de oorlog in ’40 uitbrak, had de jonge Ignatz er met zijn ouders, twee broers en twee zussen een goed leven. «Maar sinds de oorlog verboodde Hongaarse regering dat Joodse kinderen naar school gingen en moesten we de Jodenster op onze kleren dragen. In het voorjaar van 1943, ik was dan zestien, zijn al die 27.000 Joden van Sighet in amper twee weken tijd gedeporteerd. Ik herinner me hoe snel het ging. Hoe we ineens allemaal uit onze huizen moesten en de Hongaarse politie ons naar een inderhaast gecreëerd getto bracht, een getto van een paar straten groot. Niemand wist wat er te gebeuren stond. Of er paniek was? Nee. Hoe kan er paniek zijn wanneer er geweren op je zijn gericht? Elke Jood volgde, gedwee. Oh, ik weet nog dat onze hond Lordi, een prachtige Duitse herder, voelde dat er iets ergs op til was en dat hij in onze tuin een diepe put groef waar hij niet meer wilde uitkomen. We kregen hem zelfs met eten niet uit die put gelokt en hebben hem daar moeten achterlaten.»

Beestenwagons
«Vanuit dat getto werden we op de trein naar Auschwitz gezet, in wagons die voor het transport van beesten waren bestemd. Ik zie ons nog vertrekken. Heel mijn familie. Mijn ouders, broers, zussen, nonkels, tantes, kozijntjes en nichtjes.» Ignatz Scheiner wil even pauzeren. «Het komt me nu weer terug, dat beeld.» De oude man herpakt zich snel. «Hier en daar vingen we op dat we in Auschwitz zouden mogen werken en dat dat goed was. We hadden geen idee, van de gaskamers. De treinrit duurde een dag en een nacht. Niemand sprak, er hing triestigheid, iedereen was apathisch.» Het transport stopte in Auschwitz-Birkenau, het vernietigingskamp met de gaskamers waar uiteindelijk ruim 865.000 Joden al bij aankomst zouden worden vergast. Ignatz Scheiner kwam er oog in oog te staan met Josef Mengele, de ‘engel des doods’ die de laatste twee jaar van de oorlog gruwelijke medische experimenten uitvoerde in Auschwitz en die de gevangenen voor de gaskamers hoogst persoonlijk selecteerde. «Pas na de oorlog heb ik geweten dat het Mengele was», zegt Ignatz Scheiner terwijl hij zijn blik afwendt en door het raam naar buiten staart. «Vrouwen en kinderen werden apart gezet, de mannen moesten één voor één voor Mengele gaan staan. Er hing een stank van verbrand vlees, een geur die we nog niet konden thuisbrengen.
Mengele bepaalde wie links en wie rechts in de rij moest staan. Wat we toen nog niet wisten, was dat wie rechts belandde, nog dezelfde dag werd vergast. Wie links kwam te staan, was geselecteerd voor dwangarbeid. Mengele vroeg hoe oud ik was en hij stuurde me naar rechts, nadat ik hem had geantwoord dat ik 16 was. Een Poolse Joodse man, die in Auschwitz-Birkenau in zijn gestreepte gevangenisuniform aan de crematoria werkte, heeft me toen van de gaskamer gered. Want hij zag me en zei: ‘Ga terug en ga zeggen dat je 17 bent.’ Ik ben terug naar Mengele gegaan en gelukkig wist hij niet dat hij mij kort daarvoor al geselecteerd had. ‘Ik ben 17’, loog ik tegen hem. En Mengele gebood: ‘Naar links, jij.’»

Ouders niet meer gezien
«Ik heb mijn ouders nooit meer teruggezien. (stil)Het laatste beeld dat ik van mijn vader heb, is hoe hij in die rechtse rij wordt weggeleid, het hoofd naar beneden, de ogen halfdicht. Onderweg naar de gas kamer, zo zou achteraf blijken. Mijn eerste nacht in Auschwitz was al de hel op aarde.
Vanuit de barakken waar we sliepen, hoorden we om vier uur opeens een onmenselijk gekrijs. Een aanhoudende schreeuwerij die door merg en been ging. We hadden geen idee wat er gebeurde, waren in shock. ’s Anderendaags hoorden we dat er die nacht 20.000 zigeuners waren vergast.» Ignatz Scheiner zal elf maanden gruwel in Auschwitz doorstaan —hij belandt vervolgens in het concentratiekamp van Buchenwald en daarna in Altenbruck — en weegt bij de bevrijding nog amper 37 kilo. «Er zijn geen woorden om mijn tijd in Auschwitz te beschrijven. Zeven dagen op zeven, twaalf uur aan een stuk, heb ik ’s nachts gewerkt in de koolmijnen in de buurt, 800 meter onder de grond. Ons rantsoen per dag? Twee kommetjes waterachtige soep en een klein beetje brood met wat margarine. We waren zo mager als een stok. Ik heb nooit zulke magere mensen gezien als daar. Er was veel eten in dat kamp, maar niet voor ons. Soms gingen we in de buurt van de keuken de geur van gebakken brood opsnuiven, alleen maar om dat verschrikkelijke hongergevoel, dat ons …

 

Volledig artikel in pdf : HLN Ignatz Scheiner (2)_Annick Grobben_27012020 HLN Ignatz Scheiner (1)_Annick Grobben_27012020