“Sadistisch, ludiek en narcistisch, zo was Nemmouche, gekend als Abou Omar”, getuigen gegijzelde Franse journalisten
“Sadistisch, ludiek en narcistisch.” Drie kenmerken gebruikt de Franse journalist Nicolas Henin om Mehdi Nemmouche – die hij kende onder zijn strijdersnaam Abou Omar – te omschrijven. Vandaag is het een belangrijke dag op het proces over de aanslag op het Joods Museum, want twee Franse journalisten die ontvoerd en gefolterd werden in Syrië doen hun verhaal.

“Kent u één van de beschuldigden, Mehdi Nemmouche of Nacer Bendrer?” Een standaardvraag van de voorzitter aan het begin van elke getuigenis. Het antwoord daarop is meestal simpelweg “nee”. Maar vandaag is dat anders. “Jammer genoeg wel.” De Franse journalist Didier François zegt het al lachend, maar het is bittere ernst.

Vandaag komen immers twee van de vier Franse journalisten getuigen die ontvoerd, gevangen genomen en gefolterd zijn in Syrië. Mehdi Nemmouche zou daar hun bewaker geweest zijn.

Leur histoire…
Waar kruisen de wegen van de vier Franse journalisten en Mehdi Nemmouche precies?

Begin 2013 – na een passage in de gevangenis – vertrekt Mehdi Nemmouche naar Syrië om zich daar bij een terreurgroep aan te sluiten die zich later IS zou noemen. Hij zou onder meer een groep Europese gijzelaars bewaakt hebben. Onder hen: Edouard Elias, Didier François, Nicolas Henin en Pierre Torres – de vier waren in juni 2013 in Syrië ontvoerd en werden bijna een jaar later, in april 2014, vrijgelaten.

“Nemmouche heeft een grote rol gespeeld bij onze ontvoering. Hij was een van de bewakers waar we het meeste mee te maken hadden”, beginnen journalisten Didier François en Nicolas Henin hun getuigenis.

“Er is absoluut geen enkele twijfel dat Mehdi Nemmouche, gekend onder zijn strijdersnaam Abou Omar, mijn bewaker en mijn folteraar was”, benadrukt Henin heel erg stellig.

De twee journalisten getuigen over de vernederingen en de folteringen die ze moesten ondergaan in Syrië. “Elke avond herhaalden we de belangrijke gebeurtenissen van die dag. Als gevangene moet je iets doen als afleiding voor de angst, de honger, de slagen. (…) Onze nachten verliepen op het ritme van de folteringen, van het gebrul van de slachtoffers, maar ook van de bewakers.”

Henin haalt ook bepaalde anekdotes op. “Op een bepaald moment deden ze alsof ze mijn hoofd gingen afhakken met een zwaard. Ze pakten hun gsm, begonnen te filmen. Uiteindelijk gingen ze al lachend weg.” Nog een verhaal: “Ik werd heel gewelddadig ondervraagd door Abou Ahmed. Hij vroeg me of ik voor de inlichtingendienst werkte. Bij elke “nee”, zei hij “Abou Omar” als een soort bevel. Dan werd ik geslagen door Nemmouche.” François vult aan: “Ik herinner me dat Nemmouche op een bepaald moment zei: “Jammer dat mijn bazen niet akkoord zijn, anders had ik je al afgeslacht”.”

Maar er is méér. De journalisten linken Nemmouche ook rechtstreeks aan de aanslag op het Joods museum. Zo herkennen ze zijn stem op de opeisingsvideo’s van de aanslag op het Joods Museum. “Hij had een bepaalde manier van spreken, een bepaalde stijl.”

“Sadistisch, ludiek en narcistisch”
Henin omschrijft Abou Omar – ofwel Mehdi Nemmouch – als “sadistisch, ludiek en narcistisch”. “Sadistisch door zijn haat. Haat tegenover Joden, tegenover sjiieten. Hij sprak zijn bewondering uit over Mohammed Merah (die in 2012 zeven mensen in koelen bloede doodschoot, waaronder vier slachtoffers aan een Joodse school). Ludiek, omdat hij speels was. Hij speelde met ons, was theatraal, dramatisch soms. Hij construeerde zijn personage, maakte moppen, organiseerde quizzen. En narcistisch, omdat hij blij was dat hij vier Franse journalisten had die later konden getuigen op zijn proces, die konden vertellen over zijn avontuur. Hij sprak vaak over zijn proces. Hij was zeer begaan met zijn imago, wilde iemand worden met een groot crimineel parcours. Maar het is gemakkelijk om iemand te slaan die geblinddoekt is, het is gemakkelijk om in een museum mensen neer te schieten. Zijn lafheid heeft mij getroffen.”

De houding van Nemmouche zelf is vandaag op z’n minst opmerkelijk te noemen. Hij luistert opvallend aandachtig, kijkt weg wanneer de journalisten naar hem kijken. En wanneer Didier François vertelt hoe Nemmouche hem altijd “mijn kleine Didier” noemt, lacht Nemmouche. “Hij herinnert het zich”, analyseert François. “Hij lacht.”

Hun getuigenis eindigt emotioneel: “Ik kende de risico’s, ik ben nadien mijn werk met evenveel passie blijven doen. Het waren 10 moeilijke maanden. Maar we zitten hier op een proces voor mensen die het niet meer kunnen navertellen”, vertelt François. “U kan zich inbeelden wat zo’n gevangenschap doet. Ik heb heel veel geluk dat ik goed omringd ben door mijn familie”, vult Henin aan.

De Franse advocaat van Mehdi Nemmouche vindt niet dat de journalisten hier op dit proces mogen komen getuigen. “Deze getuigenis heeft geen enkele waarde. Ze zijn burgerlijke partij op het proces in Frankrijk en getuigen hier vandaag enkel à charge tegen Nemmouche. Dit is juridische piraterij. Bovendien zijn de verklaringen van de twee journalisten altijd zeer uiteenlopend geweest. Ze spraken elkaar en zichzelf destijds voortdurend tegen.” Ook over de houding van de voorzitter is hij niet te spreken. “Zowel de advocaten van de burgerlijke partijen als de aanklagers mogen elke vraag stellen die ze willen. Maar wanneer de advocaten van Nemmouche enkele pertinente onjuistheden aankaarten, worden ze gemuilkorfd.” [VRT Nieuws]

Bron: