Het verbod op ritueel slachten en de discussie over mannenbesnijdenis treffen vooral de joodse en islamitische gelovige gemeenschappen in ons land, schrijft Jan De Volder.

‘Soms hebben wij het gevoel dat het antisemitisme terugkomt. Dat we hier hoe langer hoe minder welkom zijn. In het debat over onverdoofd slachten werd ons protest niet ernstig genomen, en dat verontrust ons.’

Albert Guigui, opperrabbijn van Brussel, klonk bedroefd en ongerust vorige woensdag, bij de plechtige ontvangst van Antonio Tajani, de voorzitter van het Europees Parlement, in de synagoge van Brussel. Op het moment dat hij die woorden uitsprak, schaarde het Vlaams Parlement zich achter een verbod op onverdoofd slachten (DS 28 juni) . Geloofsgemeenschappen kunnen niet rekenen op uitzonderingsmaatregelen voor ritueel slachten.

‘Wij vrezen dat de besnijdenis het volgende doelwit wordt’, zei de ­opperrabbijn nog. …


Zijn woorden waren nog niet koud, of het raakte bekend dat het ethisch comité van het Riziv voorstelt de ingreep niet meer te vergoeden als er geen medische ­redenen voor zijn (DS 6 juli), met een paar opiniestukken tot gevolg. Het is verbazend en schokkend hoe respectloos beleidsmakers en opiniemakers zijn geworden voor eeuwenoude en universele praktijken van joden en moslims. 

Wij-zijdenken

Het verbod op onverdoofd slachten van schapen en runderen kwam er na een jarenlange, kundig gevoerde campagne van dierenrechtengroeperingen. Op zich is er niets ­tegen toenemende gevoeligheid voor dierenwelzijn, integendeel. Maar het treft dat de wetgever zich precies richt op praktijken die moslims en joden raken in het hart van hun religieuze beleving, terwijl zoveel andere vormen van dierenleed – van de ganzenleverproductie en het levend vermalen van mannelijke kuikens tot andere misstanden in de voedingsindustrie – helemaal niet dezelfde prioriteit krijgen. Het gaat immers over ‘ons’ voedsel en dat van ‘hen’. Is dat geen blijk van kwalijk wij-zijdenken?

De joodse gemeenschap voelt deze maatregel aan als een anti-islamitische maatregel, waarbij zij collateral damage lijdt. Dat kan wel kloppen. Bij het soortgelijke debat in het Waals en Brussels Parlement bleken enkele parlementsleden zelfs niet te weten dat ook volgens de joodse spijswetten het offerdier niet verdoofd mag zijn. Nogal wat verkozenen die over deze delicate materie beslisten, gaven blijk van pijnlijke onwetendheid.

Voorts is ook de pensée unique opvallend. Terwijl zelfs seculier Frankrijk wettelijke uitzonderingen op ritueel slachten toestaat, besloot het Vlaams Parlement daar geen rekening mee te houden. Unaniem zelfs, op de onthouding van Güler Turan (SP.A) na. Ook in het maatschappelijk debat waren kritische stemmen schaars. Gelukkig was er nog onlangs de verklaring van kardinaal Jozef De Kesel, mede ondertekend door alle leiders van de andere christelijke kerken. Zij waarschuwden ervoor dat kritiek op onverdoofd slachten weleens een dekmantel kon zijn ‘voor een discours van misprijzen voor de levenswijze en spijswetten van onze joodse en islamitische medeburgers’. Zij vroegen de beleids­makers het protest van de betrokken erediensten ernstig te nemen en rechtmatige vragen inzake hygiëne, volksgezondheid en dierenwelzijn ’te verzoenen met het fundamentele recht op godsdienstvrijheid’.
Hun verklaring had amper impact, zelfs CD&V toonde zich ongevoelig, maar de christenen hebben wel de eer hun nek te hebben uitgestoken. De moslims en joden in ons land zijn hen er dankbaar voor.

Aanval op de identiteit

Terwijl er aan het verbod op onverdoofd slachten nog een mouw te passen is – je kunt halal of koosjer vlees desnoods importeren – geldt dat niet voor de besnijdenis. Die praktijk grijpt rechtstreeks in op het mensenlichaam. Dat mannenbesnijdenis nu zomaar op één hoop wordt gegooid met vrouwenbesnijdenis, wekt toch verwondering. Op zijn minst is dat een vorm van onzorgvuldig redeneren. Waar vrouwenbesnijdenis een laakbare praktijk is – die vooral het seksueel genot van vrouwen wil beknotten – waartegen ­terecht wordt geprotesteerd, diende de mannenbesnijdenis oorspronkelijk vooral een hygiënisch doel. Niet voor niets promoot de Wereld­gezondheidsorganisatie mannenbesnijdenis als een effectief middel tegen het hiv-virus en andere seksueel overdraagbare ziektes. Sinds mensenheugenis is de besnijdenis bovendien een kenmerk van toebehoren tot een volk: dat geldt natuurlijk voor het joodse volk, voor de moslims, maar bijvoorbeeld ook voor de meeste Congolezen.

Deze diepgewortelde, intieme en identiteitsbepalende praktijk afdoen als alleen maar een verminking, komt er de facto op neer dat je bepaalde bevolkingsgroepen ongewenst verklaart. Als een afwijzing van hun diepste identiteit voelen zij dat zeker aan. Hopelijk gaan de publieke opinie en de beleidsmakers in deze gevaarlijke gedachtegang niet mee.
Het joodse volk heeft eeuwenlang op tal van plaatsen onderdrukking, discriminatie, ballingschap en vervolging geleden. Het heeft er alles voor overgehad om zijn tradities te bewaren: van de besnijdenis tot de verering van de Thora, van de spijswetten tot de sabbat onderhouden. Geen vervolger is erin geslaagd dat volk finaal klein te krijgen. Met de moderne liberale democratieën verwierven joden burgerschap op voet van gelijkheid. Ook België was groot in de gelijke behandeling en erkenning van zijn religieuze minder­heden. Gaat nu uitgerekend een West-Europese liberale democratie als de onze deze religieuze gemeenschappen non grata verklaren?

http://www.standaard.be/cnt/dmf20170706_02960499

JAN DE VOLDER – Wie? Titularis van de Cusanus Leerstoel ‘Religie, conflict en vrede’ (KU Leuven).

Wat? Door een intieme, identiteitsbepalende praktijk als mannenbesnijdenis als verminking af te doen, geef je bepaalde bevolkingsgroepen de indruk dat ze ongewenst zijn.



De Standaard