Het FJO heeft kennis genomen van de commotie die een uitspraak van minister Jambon teweeg bracht die hij in het VTM Nieuws van 9 april j.l. heeft gedaan.
De minister antwoordde op een vraag hoe het zo lang kon duren voor de politie en opsporingsdiensten achter de schuiladressen van enkele terroristen kwamen.
Minister Jambon trok toen een vergelijking met Joodse onderduikers tijdens de bezetting die eveneens vaak kans zagen zich “gelukkig” aan arrestatie door een “misdadig regiem” te onttrekken. Soms zelfs enkele jaren lang.
Op geen enkele wijze heeft minister Jambon – zo benadrukt hij – terroristen willen vergelijken met Joden. Hij heeft er slechts op gewezen dat het voor opsporingsdiensten moeilijk is achter de schuilplaatsen te komen van mensen op wie jacht wordt gemaakt als zij hulp krijgen van mensen in de samenleving. Sommigen – ook in Joodse kring – meenden de woorden van de minister te moeten begrijpen alsof hij Joodse onderduikers en terroristen op een lijn stelde.
Het FJO heeft inmiddels informeel contact met de minister gehad die beklemtoonde dat hij geenszins Joodse onderduikers en terroristen op een lijn wilde stellen. Hij wilde slechts duidelijk maken dat opsporingsdiensten vaak moeilijk mensen kunnen vinden die zich met hulp van derden weten schuil te houden. …
In een persverklaring wijst zijn woordvoerder er op dat de minister het verbergen van Joden als “iets positiefs” beschouwt en dat dit geenszins geldt voor het verbergen van terroristen in Brussel.
De minister had het slechts over de ” mechaniek van onderduiken “, aldus zijn woordvoerder.
Het FJO heeft niet de geringste twijfel over de integriteit van de minister en aanvaardt de uitleg die hij aan zijn woorden geeft. Daarmee is voor wat betreft het FJO de discussie gesloten!
FJO – foto: Min. van BZ Jan Jambon