Op maandag 5 mei 2014 hebben de vertegenwoordigers van Minister De Crem, met goedkeuring van Minister Onkelinkx, de voorstellingen van de Hoge Raad voor Oorlogsinvaliden bekend gemaakt aan de vertegenwoordigers van alle Joodse organisaties.  Zijnde:

  • Aanpassing van de Wet aangaande de nationaliteit terug te brengen van 01.01.1960 naar 01.01.2003
  • Verblijf in België op 10 mei 1940

Mevrouw Regina Suchowolski-Sluszny heeft gedurende meer dan een jaar dit dossier bij de bevoegde instanties verdedigd met een positief resultaat. …


Historiek:

Ingevolge de getuigenissen en de verzoeken bij de Senaat van een delegatie van de Joodse gemeenschap, vertegenwoordigd door de NCJGBRH inzake de gevolgen van WOII, heeft de Senaat in haar resolutie dd. 24januari 2013, aan de regering gevraagd om ten aanzien van de slachtoffers van de Jodenvervolging de toepassingsproblematiek te onderzoeken van de Wet van 15 maart 1954 betreffende de herstelpensioenen voor de burgerlijke slachtoffers van de oorlog 1940-1945 en hun rechthebbenden.

Om hierop in te gaan heeft Minister De Crem vertegenwoordigers van de Joodse gemeenschap ontvangen op 23 april 2013: de Heren Julien Klener van het Centraal Israëlitisch Consistorie (CICB), Philippe Markiewicz en Eli Ringer co-voorzitters van de NCJGBRH, mevrouw Regina Suchowolski-Sluszny voorzitster van het Ondergedoken Kind-l’Enfant Caché ,en Dr Marcel Frydman als raadgever specialist (psychologie).

De volgende punten werden voorgelegd:

  1. Belg zijn op 01.01.1960
  2. Zonder onderbreking zijn gewone verblijfplaats in België hebben gehad

De instantie bevoegd om voorstellen te formuleren aangaande deze wet is de Hoge Raad voor Oorlogsinvaliden.

De Hoge Raad werd aangeschreven door Minister De Crem om met kennis van zaken de belangen van de oorlogsslachtoffers te behartigen en daar voorstellen of adviezen over te formuleren.

In overeenstemming met het reglement van Interne Orde van de Hoge Raad heeft de Raad met algemeenheid van stemmen een voorstel tot aanpassing aanvaard.